Inleiding door Richard Wilhelm.
Woord vooraf.
De vertaling van het Boek der Veranderingen werd bijna tien jaar geleden begonnen. Na de Chinese revolutie (in 1911), toen Qingdao de woonplaats werd
van een groot aantal eminente Chinese geleerden van de oude school, vond ik onder hen mijn vereerde leermeester Lao Naixuan, aan wie ik niet
alleen een dieper inzicht in de werken van Mengzi, ‘De Grote Leer’ en ‘Doctrine van het Midden’ te danken heb, doch die mij ook voor het eerst
de wonderen van het Boek der Veranderingen openbaarde. Als betoverd zwierf ik onder zijn kundige leiding door deze vreemde en toch zo
vertrouwde wereld. De vertaling ontstond na een uitvoerige bespreking van de tekst. Uit het Duits werd dan terugvertaald in het Chinees,
en eerst wanneer de zin van de tekst volkomen tot uitdrukking was gebracht, beschouwden wij ons werk als een vertaling, die werkelijk
die naam verdiende. Midden in deze werkzaamheid brak de wereldoorlog in zijn volle verschrikking uit. De Chinese geleerden werden naar
alle windstreken uiteengejaagd, en ook de heer Lao reisde af, naar Qufu, de vaderstad van Confucius, met wiens familie hij verwant was.
De vertaling van het Boek der Veranderingen bleef nu liggen, hoewel er geen dag voorbij ging, zonder dat ik een deel van mijn tijd aan
de oude Chinese wijsheid wijdde ondanks mijn drukke bezigheden voor het Rode Kruis, waarvan ik gedurende de belegering van Qingdao de
leiding op mij had genomen. Merkwaardige samenloop van omstandigheden: in het legerkamp buiten de stad las de belegerende Japanse
generaal Kamio bij wijze van ontspanning in de werken van Mengzi (372-289 v.Chr.), terwijl ik als Duitser mij in mijn vrije uren
eveneens in de Chinese wijsheid verdiepte. Het gelukkigste van ons allen echter was een oude Chinees, die zo verdiept was in zijn heilige
boeken, dat zelfs een granaat, die naast hem neerviel, zijn rust niet kon verstoren. Hij greep er naar – het was een blindganger –,
en trok zijn hand meteen weer terug, met de opmerking, dat ze erg heet was, om zich vervolgens weer in zijn boeken te verdiepen.
Qingdao was veroverd. Hoewel ik nog allerlei ander werk had, vond ik nu ook weer tijd, mij intensief met de vertaling bezig te houden.
Doch de leraar, met wie ik dit werk was begonnen, was nu ver weg, en mij was het onmogelijk, Qingdao te verlaten. Hoe verheugd was ik dus,
toen er een brief van de heer Lao kwam, waarin hij mij schreef, dat hij bereid was de onderbroken lectuur met mij voort te zetten.
Ook deze moeilijkheid was dus opgelost! De heer Lao kwam, en de vertaling, die zo lang was blijven liggen, werd nu voltooid. Het waren
zeldzaam schone, verheffende uren, die ik met de oude meester mocht doorbrengen. Toen de vertaling in hoofdtrekken voltooid was,
riep het lot me naar Duitsland terug. De oude meester scheidde intussen uit deze wereld.
Habent sua fata libelli (Boeken hebben hun eigen lotsbestemming; red.). In Duitsland leek de oude Chinese wijsheid oneindig
ver weg – hoewel menige raadgeving uit het geheimzinnige boek ook in Europa in goede aarde viel. Hoe groot waren dus mijn vreugde
en mijn verrassing, toen ik het Boek der Veranderingen – en wel in een prachtige uitgave, waarnaar ik in Beijing dagenlang in
alle boekhandels vergeefs had gezocht – in Friedenau in het huis van een goede vriend ontdekte. Deze vriend was een werkelijk
goede vriend, doordat hij deze gelukkige vondst tot mijn duurzaam bezit maakte: hij gaf mij het boek ten geschenke, dat mij
sindsdien op menige reis, om de halve wereld heeft vergezeld.
Ik kwam terug in China. Nieuwe opgaven namen mij in beslag. In Beijing opende zich een geheel nieuwe wereld voor mij, met
andere mensen en andere interessen. Doch ook hier kreeg ik van vele zijden hulp en in de warme dagen van een zomer in Beijing
kon ik dit werk ten slotte voltooien, dat, nadat ik het herhaalde malen heb omgewerkt, nu eindelijk de vorm heeft gekregen,
die weliswaar nog lang niet is, zoals ik het zou wensen, doch die dan toch zo ver is ontwikkeld, dat ik nu het gevoel heb,
het boek de wereld in te mogen sturen. Moge dezelfde vreugde aan ware wijsheid ten deel vallen aan degenen, die deze
vertaling lezen, als mij gewerd, terwijl ik eraan werkte.
Inleiding.
Het Boek der Veranderingen - Yijing in het Chinees (vroeger schreef men: I Tjing - maar de uitspraak is hetzelfde gebleven; red.) - is ontegenzeggelijk een der
belangrijkste boeken van de wereldliteratuur. Het eerste begin ervan stamt uit de mythische oudheid, en tot op de huidige
dag houden de grootste geleerden van China er zich mee bezig. Bijna alles wat in meer dan 3000 jaar oude Chinese culturele
geschiedenis aan grote en belangwekkende gedachten werd gedacht heeft of zijn inspiratie geput uit dit boek, of achteraf
invloed uitgeoefend op de interpretatie van de tekst. Men kan dus gerust zeggen, dat in de Yijing de rijpste wijsheid
van duizenden jaren is verwerkt. Het is dan ook geen wonder, dat de beide takken van de Chinese filosofie, het
Confusianisme en het Daoïsme, hier hun gemeenschappelijk wortels hebben.
Een geheel nieuw licht valt van hieruit op menig geheim in de vaak duistere gedachtengangen van die mysterieuze oude wijze, Laozi, en diens leerlingen, alsook op veel denkbeelden, die men in de Confuciaanse traditie aantreft als axioma's, die zonder
nader onderzoek werden aangenomen.
Ja, niet alleen de filosofie, maar ook de natuurkunde en de staatkunde van China hebben steeds weer uit deze wijsheidsbron
geput, en het is geen wonder, dat dit boek van alle klassieke werken uit de school van Confusius het enige was dat aan de grote
boekenverbranding onder Qin Shihuang (213 v.Chr.) ontkwam. Zelfs het gewone alledaagse leven in China is doordrenkt met de invloed van de
Yijing. Als men door de straten van een Chinese stad loopt, kan men hier en daar op een hoek een waarzegger zien zitten aan een
zindelijk gedekte tafel, met penseel en lei gewapend, om aan de hand van het oude wijsheidsboek raad te geven voor de kleine noden
des levens. En dat niet alleen; zelfs de met goud beschilderde reclameborden, die de huizen sieren - loodrechte zwart gelakte
houten panelen - zijn bedekt met inscripties, welker bloemrijke taal altijd weer herinnert aan gedachten en citaten uit dat boek.
Zelfs de politiek van een zo moderne staat als Japan, die uitmunt door wijze voorzichtigheid, versmaadt het niet, in moeilijk
situaties de raadgevingen van het oude geschrift in acht te nemen.
Wel heeft de hoge roep van wijsheid, waarin het Boek der Veranderingen staat, in de loop der tijden tot gevolg gehad dat een groot aantal occulte leerstelsels, die uit een geheel anderen ideeënwereld zijn voortgekomen - ten dele misschien zelfs niet van Chinese
oorsprong zijn - eraan zijn vastgekoppeld.
Sinds de tijd van de Qin- en Han-dynastieën (221 v.Chr.-220 n.Chr.) kwam steeds meer een formalistische natuurfilosofie in zwang, die met een systeem
van getalsymbolen de hele wereld van het denkbare trachtte te omvatten en door een streng doorgevoerde dualistische Yin-Yang-leer
te combineren met de leer van de 'vijf veranderingsfasen' (die aan het Boek der Oorkonden ontleend was) de hele Chinese wereldbeschouwing steeds
meer in starre vormen wrong. Zo is het gekomen, dat steeds spitsvondiger kabbalistische speculaties het Boek der Veranderingen met een waas van
geheimzinnigheid omhulden en, door alles uit het verleden en uit het heden in hun getallen-schema te betrekken, aan de Yijing de reputatie
bezorgden van een boek vol onbegrijpelijke diepzinnigheid. Deze speculaties hadden ook het ongewenste gevolg, dat het begin van een vrije
Chinese natuurkunde, die in de tijd van Mo Di (±400 v.Chr.) en zijn leerlingen ongetwijfeld aanwezig was, in de kiem werd gesmoord, om
plaats te maken voor een steriele traditie van boekenschrijverij en boekenlezerij, die zich door de werkelijkheid in geen enkel opzicht
liet beïnvloeden. Dit is de reden, dat China in Westerse ogen zo lang het beeld van een hopeloze verstarring bood. Men mag echter niet uit
het oog verliezen, dat afgezien van deze mechanische getallen-symboliek zich te allen tijde een levende stroom van diepe menselijke wijsheid
langs de banen van dit boek heeft uitgegoten in het practische leven; dat zij aan de grote Chinese cultuur de rijpe, bezonken levenswijsheid
verleende, die we thans bijna weemoedig bewonderen in de overblijfselen van deze laatste werkelijk autochthone cultuur.
Wat is het boek der Veranderingen nu eigenlijk? Om tot een juist begrip van het boek en zijn leringen te komen, moeten wij eerst
de tekst energiek bevrijden van de overwoekering door interpretaties, die er alle mogelijke ideeën in trachten te leggen, welke er volstrekt
niet in thuis horen. Dit geldt evenzeer voor het bijgelovige geheimzinnige gedoe van oude Chinese tovenaars als voor de niet minder
bijgelovige theorieën van moderne Europese geleerden, die hun bij primitieve wilden opgedane ervaringen met alle geweld op alle historische
culturen willen toepassen. Wij moeten ons hier houden aan het grondbeginsel, dat het Boek der Veranderingen uit zichzelf en uit zijn tijd
verklaard dient te worden. Dan wordt de zaak veel minder duister, en wij komen tot de erkenning, dat het Boek der Veranderingen weliswaar
een zeer diepzinnig boek is, doch aan het juiste begrip ervan geen groter moeilijkheden in de weg legt dan welk ander boek ook, dat in de
loop van een lange geschiedenis uit de oudheid tot ons is gekomen.
I. HET GEBRUIK VAN HET BOEK DER VERANDERINGEN.
a. Het Orakelboek.
Het Boek der Veranderingen was aanvankelijk een verzameling van tekens voor orakeldoeleinden. Orakels waren in de oudheid
overal in gebruik, en de primitiefste soorten beperkten zich ertoe met ja en neen te antwoorden. Ook aan het Boek der Veranderingen
ligt deze onderscheiding ten grondslag. Het 'ja' werd door een enkelvoudige hele lijn aangeduid
⚊, het 'neen' door een gebroken lijn ⚋.
Reeds zeer vroeg schijnt men behoefte gevoeld te hebben aan een grotere differentiëring, en uit de enkelvoudige lijnen ontstonden
door verdubbeling meerdere combinaties:
      ⚌ ⚏ ⚎ ⚍       
waaraan dan nog een derde lijnelement werd toegevoegd, waardoor de zogenaamde acht tekens of trigrammen ontstonden. Deze acht
trigrammen werden beschouwd als beelden van al wat in de hemel en op aarde gebeurt. Men ging daarbij uit van de voorstelling,
dat deze beelden voortdurend in elkaar overgaan, evenals in de wereld een voortdurende overgang van het ene verschijnsel in het
andere plaatsvindt. Dit vormt de grondidee van het Boek der Veranderingen. De acht trigrammen zijn symbolen voor elkaar afwisselende
overgangstoestanden, beelden, die aan voortdurende verandering onderhevig zijn. Het oog was niet gericht op de dingen in hun zijn -
zoals dat in het Westen hoofdzakelijk het geval was - maar op de beweging der dingen in hun verandering. De acht trigrammen zijn dus geen afbeeldingen
der dingen, maar afbeeldingen van hun bewegingstendensen. Deze acht beelden hebben dan ook velerlei betekenissen gekregen. Ze
stelden bepaalde processen in de natuur voor, die met hun wezen overeenstemden; voorts een gezin van vader, moeder, drie zoons
en drie dochters, niet in mythologische zin (zoals bij voorbeeld de Griekse Olympus met Goden bevolkt is) maar eveneens in de meer
abstracte zin dat niet dingen, maar functies worden voorgesteld. Gaan we deze acht symbolen, die aan het Boek der Veranderingen
ten grondslag liggen, eens na, dan krijgen we de volgende classificatie:
Naam | Eigenschap | Beeld | Familie | |
☰ | Qian, het Scheppende | sterk | hemel | vader |
☷ | Kun, het Ontvangende | toegewijd | aarde | moeder |
☳ | Zhen, het Opwindende | bewegend | donder | 1e zoon |
☵ | Kan, het Onpeilbare | gevaarlijk | water | 2e zoon |
☶ | Gen, het Stilhouden | rustend | berg | 3e zoon |
☴ | Xun, het Zachtmoedige | indringend | wind, hout | 1e dochter |
☲ | Li, het Zich-Hechtende | lichtend | vuur | 2e dochter |
☱ | Dui, het Blijmoedige | vrolijk | meer | 3e dochter |
Wij hebben bijgevolg in de zonen het bewegende element in zijn verschillende stadia: het begin van de
beweging, gevaar in de beweging, rust en voleinding van de beweging. In de dochters hebben wij het element
van de toewijding in zijn verschillende stadia: zachtmoedig indringen, klaarheid en aanpassing, blijmoedige
rust.
Om nu een nog grotere differentiatie te verkrijgen, werden deze acht beelden reeds zeer vroeg met elkaar
gecombineerd, waardoor men in totaal 64 tekens verkreeg. Deze 64 tekens bestaan alle uit zes positieve
en/of negatieve lijnen.
8 bovenaan | ![]() |
8 op de vijfde plaats | ![]() |
8 op de vierde plaats | ![]() |
8 op de derde plaats | ![]() |
8 op de tweede plaats | ![]() |
Aan het begin een 6 | ![]() |
b. Het Wijsheidsboek.
Veel belangrijker nog dan het gebruik van het Boek der Veranderingen als orakelboek is echter het gebruik ervan als wijsheidsboek geworden.
Laozi (±500 v.Chr.) kende dit boek en sommige van zijn diepste aforismen werden erdoor geïnspireerd. Zijn hele gedachtenwereld is zelfs
doordrongen met de denkbeelden van dit boek. Confusius (551-479 v.Chr.) kende het Boek der Veranderingen en wijdde er zijn aandacht aan.
Waarschijnlijk schreef hij enkele van zijn verklaringen erover op, terwijl hij andere mondeling doorgaf aan zijn leerlingen. Deze door
Confucius uitgegeven en van commentaren voorziene versie van het Boek der Veranderingen is het, die tot in onze tijd bewaard is gebleven.
Bij de vraag naar de filosofische beschouwingen, die aan het boek ten grondslag liggen, kunnen wij ons beperken tot heel enkele maar
grootse gedachten. De grondgedachte van het geheel is de idee van de Verandering. In de Gesprekken (Lunyu IX, 16) wordt verteld, hoe
Confusius eens bij een rivier stond en sprak: 'Zo vliedt alles voort gelijk deze stroom, zonder ophouden, dag en nacht.' Dit drukt de
idee van de verandering uit. Degene, die de betekenis hiervan begrepen heeft, richt zijn blik niet langer op de voorbij vliedende objecten
uit de buitenwereld, maar op de onveranderlijke, eeuwige wet, die aan alle verandering ten grondslag ligt. Deze wet is het Dao van Laozi,
de loop der dingen, het Ene in al het vele. Voor de verwezenlijking hiervan is een beslissing, een zetting nodig. Deze grondzetting is de
grote oeraanvang van al het zijnde: Tai Ji eigenlijk: de nokbalk. De latere filosofie heeft zich met deze oeraanvang intensief
beziggehouden. Men heeft de Wu Ji, de oeraanvang, als cirkel getekend, en Tai Ji was dan de in licht en donker (Yin en Yang) verdeelde cirkel,
die ook in Indië en Europa een rol speelde: .
Speculaties van gnostisch-dualistische aard zijn echter geheel vreemd aan de grondgedachte van de Yijing. Wat het poneert is eenvoudig
de lijn, de nokbalk. Met deze lijn, die op zichzelf een is, komt een tweeheid in de wereld, want hiermee ontstaat tegelijkertijd een
boven en een onder, een rechts en een links, een voor en een achter, kortom de wereld der tegenstellingen.
Deze tegenstellingen zijn bekend geworden onder de namen Yin en Yang, en hebben veel opzien gebaard, vooral in de overgangsperiode
tussen de Qin en de Han-dynastie (±200 v.Chr.), in de eeuwen die aan onze tijdrekening vooraf gingen, toen er een hele school van de Yin-Yang-leer bestond.
In die tijd werd het Boek der Veranderingen vooral als toverboek gebruikt, en werden er talloze geheimzinnige betekenissen in de tekst gelegd, die
er in wezen niets mee te maken hadden. Natuurlijk heeft deze leer van Yin en Yang, van het vrouwelijke en het mannelijke als oerprincipes, ook de
belangstelling getrokken van buitenlandse sinologen. Volgens het beproefde recept meende men er fallische symbolen in te zien, met alles wat
daarmee samenhangt. Tot grote teleurstelling van zulke ontdekkers moet worden gezegd, dat in de oorspronkelijke betekenis van de woorden
Yin en Yang niets ligt opgesloten dat daarop wijst. Yin betekent oorspronkelijk 'het bewolkte', het 'sombere';
Yang betekent eigenlijk 'in de zon waaiende banieren', dus iets waar het licht op valt, iets lichts. Overdrachtelijk werden
de beide begrippen gebruikt voor de belichte en de donkere (dat wil zeggen Zuidelijke en Noordelijke) kant van een berg of rivier
(bij welke laatste echter de Noordkant licht is omdat die het licht weerspiegelt, en de Zuidkant in de schaduw). Van hieruit werden
de beide uitdrukkingen dan in het Boek der Veranderingen overgebracht op de beide elkaar afwisselende oertoestanden in de uiterlijk
zichtbare wereld. Er dient echter de aandacht op te worden gevestigd, dat de termen Jin en Jang in deze betekenis in de eigenlijke
tekst van het Boek der Veranderingen in het geheel niet voorkomen, evenmin in de oudste commentaren: wèl daarentegen in het Grote
Commentaar die in sommige delen reeds onder Daoïstische invloed staat. In het Commentaar op de Beslissing wordt niet van Yin en Yang,
maar van vast en week gesproken.
Hoe dit ook zij, zoveel is zeker, dat deze krachten - welke naam men er ook aan moge geven - in hun verandering en overgang oorzaak zijn
van het ontstaan van de zichtbare wereld. Hierbij is de verandering deels een aanhoudend omslaan van het ene in het andere, deels een
kringvormig gesloten verloop van onderling samenhangende gebeurtenis-complexen, zoals dag en nacht, zomer en winter. Deze verandering
is echter niet zinneloos - indien dat het geval was, zou men er niets vanaf kunnen weten -, doch onderworpen aan de universele wet, het Dao.
De tweede grondgedachte van het Boek der Veranderingen is zijn ideeënleer. De acht trigrammen zijn beelden, niet zozeer van voorwerpen
als van veranderingstoestanden. Daarmee is de opvatting verbonden, die zowel in de leer van Laozi als in die van Confusius tot uiting
komt: Dat alles wat in de zichtbare wereld geschiedt het uitvloeisel is van een 'beeld', een idee in de onzichtbare wereld.
In zoverre is al het aardse gebeuren als het ware slechts een afspiegeling van een bovenzinnelijk gebeuren, die zich wat de
tijd betreft ook later afspeelt dan dat bovenzinnelijke gebeuren. De heiligen en wijzen, die met deze hogere sferen in contact
staan, hebben door hun intuïtie directe toegang tot deze ideeën, en zijn daardoor in staat in de wereldgebeurtenissen beslissend
in te grijpen. De mens is verbonden met de hemel, de bovennatuurlijke wereld der ideeën, en met de aarde, de materiëel zichtbare
wereld, en vormt daarmee een drieëenheid der oermachten. Deze ideeënleer wordt in tweeërlei zin toegepast. Het Boek der Veranderingen
toont de beelden van het gebeuren en daarmee het worden der toestanden in statu nascendi. Doordat men nu met behulp van het Boek
der Veranderingen de kiemen onderkent, leert men de toekomst vooruit te zien, evenals men het verleden leert begrijpen. De bedoeling
van deze beelden, waarop de hexagrammen gebaseerd zijn, is juist: in de door hen aangeduide situaties het voorbeeld te geven, hoe men
in overeenstemming met de tijd dient te handelen. Niet alleen de aanpassing aan het natuurlijk verloop wordt echter op deze wijze
mogelijk gemaakt: in het Grote Commentaar (Boek II, hoofdstuk II)
wordt tevens de ongemeen belangwekkende poging gewaagd, de oorsprong van alle culturele instellingen van de mensheid tot zulke ideeën
en beelden terug te brengen. Hoe men nu ook over de gedetailleerde uitwerking hiervan moge denken, het staat wel vast dat de grondgedachte waarheid bevat.
Het derde fundamentele element van het Boek der Veranderingen wordt gevormd door de oordelen, die de beelden als het ware in
woorden kleden. De oordelen duiden aan of een handeling heil of onheil, berouw of beschaming met zich brengt. Daardoor stellen
ze de mens in de gelegenheid zelfstandig te besluiten, een bepaalde richting, die natuurlijkerwijze uit de situatie van de tijd
zou voortvloeien, te verlaten, wanneer deze verderfelijk voor hem zou zijn. Op de wijze vermag hij zich onafhankelijk te maken
van de dwang der gebeurtenissen. In de oordelen en in de interpretaties, die zich sinds Confusius daaraan hebben aangesloten,
biedt het Boek der Veranderingen de lezer de rijkste schat van Chinese wijsheid; tegelijkertijd verschaft het hem een samenvattend
overzicht over de verschillende levensvormingen en stelt het hem in staat, aan de hand daarvan met zijn eigen souvereine wil zijn
leven tot een organisch geheel te vormen, zodat het in harmonie komt met de laatste zin, het Dao, dat aan al het bestaande ten grondslag ligt.
II. DE GESCHIEDENIS VAN HET BOEK DER VERANDERINGEN.
In de Chinese literatuur worden vier heiligen als auteurs van het Boek der Veranderingen aangegeven: Fu Xi, koning Wen, de
hertog van Zhou en Confusius.
Fu Xi is een mythische figuur, de vertegenwoordiger van het tijdperk van de jacht, de visvangst en de uitvinding van het koken.
Wanneer hij wordt genoemd als de uitvinder van de tekens van het Boek der Veranderingen, dan wil dat zeggen, dat men ze voor ouder
hield, dan de historische herinnering reikt. Ook hebben de acht oertekens namen, die anders niet voorkomen in de Chinese taal,
zodat men zelfs wel eens gedacht heeft, dat ze van vreemde oorsprong waren. In elk geval zijn deze figuren geen oude schrifttekens,
zoals sommigen uit de half toevallige, half bewuste overeenkomst met het een of andere oude schriftteken hebben willen afleiden.
Zeer vroeg kwamen deze acht trigrammen reeds in combinatie met elkaar voor. Er worden uit oude tijden twee verzamelingen vermeld:
het Boek der Veranderingen van de Xia-dynastie (ca. 2070-1600 v.Chr.), Lian Shan genaamd, dat volgens de overlevering met het
hexagram Gen, (het Stilhouden, de berg) begon, en het Boek der Veranderingen van de Shang-dynastie (1600-1046 v.Chr.), Gui Cang
genaamd, dat met het hexagram Kun (het Ontvangende) aanving. Deze laatste omstandigheid wordt door Confucius zelf vermeld als
een historisch feit. Of de namen der 64 hexagrammen toen reeds bestonden, en zo ja, of ze dan gelijk waren aan die in het tegenwoordige
Boek der Veranderingen, is moeilijk te zeggen
De tegenwoordige verzameling van 64 hexagrammen is volgens de algemene traditie – en er is geen reden hieraan te twijfelen –
afkomstig van koning Wen, de stamvader van de Zhou-dynastie (ca. 1046-256 v.Chr.), die de tekens van korte Oordelen voorzag,
toen hij door de tiran Zhou Xin in de gevangenis was opgesloten. De tekst bij de afzonderlijke lijnen is afkomstig van zijn zoon,
de hertog van Zhou. Dit boek was onder de naam: De Veranderingen van Zhou (Zhou Yi) gedurende de hele Zhou-tijd als orakelboek
in gebruik, hetgeen door verschillende oude aantekeningen wordt bevestigd. Zo was de toestand van het boek, toen Confucius
(551-479 v.Chr.) het ontdekte. Op hoge leeftijd hield hij er zich intensief mee bezig, en het is hoogst waarschijnlijk, dat de
‘Commentaar op de Beslissing’ van hem afkomstig is. Ook de commentaar op de beelden stamt van hem, zij het ook minder direct.
Van een derde, zeer waardevolle en uitvoerige commentaar op de afzonderlijke lijnen, die in de vorm van vragen en antwoorden
door zijn leerlingen en hun opvolgers was samengesteld, zijn thans nog slechts fragmenten bewaard gebleven (b.v. in de afdeling Wen Yan en ook in de Xici Zhuan).
In de school van Confucius werd het Boek der Veranderingen naar het schijnt hoofdzakelijk door Bu Shang (Zixia, ±500 v.Chr.)
in ruimere kring bekend gemaakt. Met de ontwikkeling van de filosofische speculatie, zoals deze in de ‘Grote Leer’ en in
‘Doctrine van het Midden’ naar voren treedt, begon deze soort filosofie steeds meer invloed uit te oefenen op de interpretatie
van het Boek der Veranderingen. Rondom het boek vormde zich een literatuur, waarvan nog overblijfselen – oude en latere – te
vinden zijn in de zogenaamde ‘Tien Vleugels’. De innerlijke waarde en het gehalte daarvan zijn zeer uiteenlopend.
Bij de befaamde boekenverbranding onder Qin Shihuang (213 v.Chr.) ontkwam het Boek der Veranderingen aan het noodlot der andere klassieke
boeken. Maar als er iets is, dat de legende kan weerleggen, als zou de tekst der oude boeken speciaal door die verbranding geleden
hebben, dan is het wel de toestand van de Yijing, die dan toch eigenlijk intact moest zijn. In werkelijkheid is het aan de nood
der eeuwen, het verval van de oude beschaving en aan de verandering van het schriftsysteem te wijten, dat alle oude werken schade
geleden hebben.
Nadat het Boek der Veranderingen echter onder Qin Shihuang zijn roem als waarzeg- en toverboek had bevestigd, kwam tijdens de Qin- en
de Han- dynastie de hele school van de tovenaars (fangshi) er op af, en de waarschijnlijk door Zou Yan (305-240 v.Chr.)
opgekomen, later door Dong Zhongshu (179-104 v.Chr.) en Liu Xin (50 v.Chr.-23 n.Chr.) en Liu Xiang (77-6 v.Chr.) voortgezette
Yin-Yang-leer vierde haar orgieën bij de verklaring van het Boek der Veranderingen.
Voor Wang Bi (226-249) was het weggelegd, die hele warboel op te ruimen. Deze grote en wijze geleerde schreef over de betekenis van het
Boek der Veranderingen als wijsheidsboek, niet als orakelboek. Al spoedig vond hij navolging, en in plaats van de toverlessen
van de Yin-Yang-leraren sloot zich nu steeds meer de opkomende staatsfilosofie bij het boek aan. In de Song-tijd werd het
boek als grondslag voor de (waarschijnlijk niet Chinese) Tai Ji Tu speculatie gebruikt, totdat Chengzi de Oude (1032-1085) een uitstekende
commentaar bij het boek schreef. Het was gewoonte geworden de oude commentaren, die in de Tien Vleugels vervat waren, uiteen
te halen en ze bij de betreffende hexagrammen te plaatsen. Zodoende was het boek geleidelijk aan geheel tot het leerboek van de
staats- en levenswijsheid geworden. Toen ondernam Zhu Xi (1130-1200) een poging om toch ook het karakter van orakelboek niet
verloren te laten gaan; hij publiceerde behalve een kort, nauwkeurige commentaar ook een introductie in zijn studies over het waarzeggen.
De critische, historische richting tijdens de laatste dynastie hield zich ook bezig met het Boek der Veranderingen, doch met
haar oppositie tegen de Song-geleerden en haar voorkeur voor de Han-commentatoren, die wat de tijd betreft dichter bij de compilatie
van het Boek der Veranderingen stonden, had ze minder succes dan met haar behandeling van de andere klassieken. Want de Han-commentatoren
waren nu eenmaal tovenaars, of stonden op zijn minst onder invloed van tovenarij-ideeën. Een zeer goede uitgave kwam onder Kang Xi (1662-1722 n.Chr.)
tot stand onder te titel: Zhouyi Zhezhong, die de tekst en de Vleugels afzonderlijk brengt en daarenboven de beste commentaren uit alle
tijden. Dit is de uitgave waarop onze vertaling is gebaseerd.
III. RICHTSNOER BIJ DE VERTALING.
Een uiteenzetting van de principes, die bij de vertaling van het Boek der Veranderingen in acht werden genomen, kan voor de
lezer wellicht van groot nut zijn.
De vertaling van de tekst is zo kort en bondig mogelijk gegeven, ten einde de archaïsche indruk, die deze ook in het Chinees maakt, tot zijn recht te laten komen. Daarom was het des te noodzakelijker niet alleen de tekst, maar ook een excerpt uit de belangrijkste Chinese commentaren te geven. Dit excerpt is zo beknopt mogelijk gehouden; het geeft een overzicht van de belangrijkste bijdragen van Chinese geleerden tot een juist begrip van het werk. Eigen ideeën en vergelijkingen met geschriften van het Westen, die zich vaak aan ons opdrongen, werden zo spaarzaam mogelijk aangebracht en steeds als zodanig kenbaar gemaakt, zodat de lezer tekst en commentaar veilig kan beschouwen als een zuivere weergave van de Chinese gedachtenwereld. Hier wordt speciaal de aandacht op gevestigd, aangezien sommige der fundamentele waarheden zo opvallend met de Christelijke leerstellingen overeenstemmen, dat het de lezer ongetwijfeld zal frapperen.
Om voor de leek het juiste begrip van de Yijing zo gemakkelijk mogelijk te maken, werd in het eerste boek met de tekst van
de 64 hexagrammen en en een zakelijke verklaring daarvan. Men leze eerst dit deel door, en richte zijn aandacht voornamelijk op de gedachten, die erin worden uitgesproken, zonder zich veel te storen aan de vormen- en beeldenwereld. Men vervolge bijvoorbeeld het Scheppende in zijn trapsgewijze vooruitgang - zoals deze met meesterlijke hand
geschilderd wordt - en de draken neme men dan voorlopig maar op de koop toe, zoals ze er nu eenmaal staan. Op deze manier krijgt
men enige voorstelling van wat Chinese levenswijsheid over de verschillende levensomstandigheden te zeggen heeft.
In de commentaren staat de verklaring waarom alles zo is. Daarin is het noodzakelijkste materiaal voor het juiste begrip van de
structuur der hexagrammen bijeengebracht, d.w.z. het absoluut noodzakelijke, en voor zover mogelijk werd alleen het oudste materiaal verstrekt, zoals dit in de zogenaamde Tien Vleugels bewaard is gebleven. De Vleugels worden dan voor zover mogelijk gesplitst en over de tekst verdeeld, om deze begrijpelijker te maken.
En tenslotte kan dit ene als vaste overtuiging worden uitgesproken: dat een ieder, die zich het wezen van het Boek der Veranderingen volledig in zich opgenomen heeft, rijker zal zijn aan ervaring en werkelijk begrip van het leven.
Beijing, zomer van 1923,
Richard Wilhelm.